Deze tekst van Martine Eerelman-Hanselman en Arthur Eerelman-Hanselman en Helma Schouten verscheen eerder in de Mededelingen van de Historische Kring West-Betuwe. Een wandeling van Geldermalsen naar Leerdam. 1884-2012, jaargang 40, jubileumnummer 2012.
In ‘Het Nieuws van den Dag’ van 14 en 21 juli 1884 staat een verslag in twee delen van een wandeling van Geldermalsen naar Leerdam langs de Linge. De auteur is niet bekend; uit de tekst blijkt dat hij een schrijver is die geïnteresseerd en kritisch naar de omgeving én naar de inwoners kijkt. Hij schrijft regelmatig in deze krant over zijn wandelingen en ritten door de natuur.
De landweg dien wij volgen brengt ons in drie kwartier naar het Renooische veer, waar wij overvaren en alweder een bevallig plekje vinden aan onze schilderachtige rivier.
Nu slaan wij den weg in naar Ackooi, die eerst gedurende twintig minuten alweder niets bijzonders oplevert, maar dan plotseling weer aan de Linge uitkomt, die hier een idyllisch landschap vormt. De rivier maakt een zeer sterke kromming, evenals de Moezel dikwijls doet, zoodat zij evenwijdig aan haren loop terugvloeit, en men meent, als men haar nadert, dat hier twee rivieren onmiddellijk naast elkander loopen.
Rhenoyse veer rond 1920. Verzameling Rutger Stappershoef
De weelderige liesplanten langs den oever, de eenden op den blanken kalmen waterspiegel, de huisjes en de vruchtboomen langs den dijk hier en daar, een vruchtbare waard met hoornvee en paarden, die door de oevers van de rivier begrensd wordt, dat zijn bestanddeelen om Ackooi, ofschoon het een eenvoudig dorp is, tot een liefelijk plekje te maken, tot een type van het echte Hollandsche landschap.
Het ridderlijk geslacht, dat hier eenmaal zijn slot bouwde, heeft zijn standplaats dan ook goed uitgekozen, wat trouwens met het meerendeel der stichters van adellijke huizen en kloosters het geval was. Het huis Ackooi, dat thans voor een boerderij plaats gemaakt heeft, doet ons door zijn ligging, door de overblijfselen van grachten en beplanting, vermoeden dat het eenmaal een kasteel mocht heeten in den vollen zin van het woord, en te meer worden we in die meening bevestigd als we ons herinneren dat de prinsen van Oranje er eenmaal bezitters van waren en nu en dan ook wel in hun baronie vertoefd zullen hebben. Ackooi, dat door een der Arkels reeds in 1140 gesticht was, was uit dit geslacht, met Leerdam, waarbij het ingelijfd werd, aan het huis Egmond gekomen, en daardoor, met Buren, door het eerste huwelijk van Prins Willem, aan ons vorstenhuis. Om deze reden worden de weezen uit Ackooi en Leerdam opgenomen in het weeshuis te Buren.
Acquoy rond 1908. Verzameling Rob Nas.
In Ackooi vindt men een merkwaardigen kerktoren, die veel overeenkomst vertoont met dien te Beest. Evenals deze is hij breed aangelegd, gothisch van bouw, onvoltooid, en misschien ook gedeeltelijk afgebroken. Daarbij staat hij verontrustend scheef, zoodat hij, indien hij voltooid was, veel overeenkomst met den toren van Pisa zou vertoonen.
De kerk, die er bij behoorde, is in het eerste vierendeel dezer eeuw gesloopt en door een nieuw eenvoudig gebouwtje vervangen. Uit de verte maakt deze scheeve toren, waar hij nog even uitsteekt boven het geboomte dat hem omringt, een eigenaardigen indruk, gelijk zoo menige ruïne die men in de naburige Duitsche landen ziet. Bij de kerk vindt men in het Ackooische veerhuis, zonder veer, een echt ouderwetsche dorpsherberg, zooals ze nog maar schaars meer worden aangetroffen.
Het verkeer van vreemdelingen trouwens heeft in deze streken zijn eischen nog niet doen gelden. Menschen, die voor hun genoegen een uitstapje maken, zijn er onbekend; doch het schijnt dat het land niet onbezocht gelaten wordt door dat soort van reizigers, die alle oorden van de wereld bezoeken, indien zij maar gelegenheid vinden om er hun koopwaren te slijten. De kastelein van de dorpsherberg, die te vergeefs heeft trachten uit te visschen wie gij zijt en wat gij hier zoekt, verzekert u weldra ongevraagd, dat hij uitmuntende leveranciers heeft, die hem reeds sedert onheugelijke jaren bedienen, en daarmede tracht hij de aanbiedingen te voorkomen, die hij meent dat na het vriendelijk inleidend gesprek niet uitblijven kunnen.
De gegoede landbouwer, dien gij een eind weegs vergezeld hebt, wipt ook plotseling, zonder dat gij er op verdacht zijt, het hekje van zijn erf binnen en ontsnapt u met een korten groet; want hij vreest eveneens voor aanbiedingen van wijn of sigaren. Het kost werkelijk moeite om een eenigszins aannemelijke verklaring te geven van zijn komst in deze vreedzame streek. Zegt ge dat ge komt om het land te beschrijven, dan houdt men u voor iemand van het kadaster, voor een landmeter, of een schatter van ongebouwde eigendommen; rept ge van oudheden, dan zegt men dat het oud porselein overal reeds opgeruimd is; staat ge soms stil bij een schilderachtig plekje, en zegt ge, ter verklaring, dat ge schilder zijt, dan kijkt men naar uw handen, en als er geen zwarte vlekken op aanwezig zijn, wordt ge niet geloofd; want een schilder is natuurlijk een photograaf. Indien ge in gezelschap uit zijt, dan houdt men u al licht voor ontwerpers van een tram; soms ook voor officieren die verdedigingswerken opnemen, maar nooit voor toeristen. Menschen, die enkel reizen om land, water en boomen te zien, komen hier nog maar hoogst zelden.
Van Ackooi wandelt men in twintig minuten, door korenvelden heen, langs den kortsten weg, het Kerkpad, naar Asperen.